Personages: voor de een komen ze op een dag spontaan het verhaal in lopen, terwijl een ander ze in laagjes opbouwt tot ze gaan leven. Ik vroeg verschillende schrijvers om te vertellen hoe personages ontstaan in hun verhalen. Joke Adam vertelt hieronder hoe een verhaalrol langzaamaan meer wordt dan dat.
De meeste van mijn personages ontstaan samen met het verhaal. In het begin zijn ze puur functioneel. Ik wil een verhaal over een team wetenschappers in een magische woestijn (Team Leegte, work in progress), dus mijn hoofdpersonage is een wetenschapper. Of beter: een leerling, die gaandeweg ontdekt wat het betekent om wetenschapper te zijn. Hij is dus nieuwsgierig. En asociaal, liefdeloos, bekrompen? Natuurlijk niet! Integendeel!
Hij? Wel ja, hij is een jonge man, groot, te zwaar, en een stotteraar. Hij heet Kaj.
Details toevoegen en ontdekken
Tegelijk met het uitwerken van de plot en de wereld, voeg ik steeds meer details aan de personages toe. Bovendien wil ik, zeker voor hoofdpersonages, meer weten hoe ze denken en voelen. Waar is Kaj bang voor? Wat kan hij absoluut niet? Wat zou hij het liefste bereiken? Wat vindt hij zijn grootste talent en wat is voor hem zo gemakkelijk dat hij het niets bijzonders vindt?
Zulke vragen staan in mijn vriendenboekje voor personages. Maar ik merk dat mijn antwoorden (of hun antwoorden) veranderen of overschaduwd worden door andere kenmerken, naarmate het verhaal verder uitgewerkt raakt.
Vaak ontdek ik een belangrijke eigenschap pas beschamend laat in het schrijfproces. Dan lijken er puzzelstukjes op hun plaats te vallen. Natuurlijk is het titelpersonage van De Valsspeler een lafaard! Hij zou het nooit toegeven, maar hij is net zo laf als zijn tegenhanger, koning Schaken. Dat had ik dus pas door nadat ik zowat drie vierde van het verhaal af had. Dan ga ik de rest van het verhaal helemaal nakijken, om te zien of er al aanwijzingen zijn en of ik die sterker kan maken.
Personages komen tot leven
Omgekeerd: het komt ook dikwijls voor dat de personages mee het verhaal bepalen. Gelukkig maar. Hun eigenschappen en ervaringen hebben gevolgen. Dat stotteren van Kaj, bijvoorbeeld, heeft me al heel wat kopbrekens bezorgd. Om de haverklap schrijf ik wel iets zoals ‘Kaj wilde x zeggen maar was nog niet halfweg voor al de rest y beslist had’. Wordt zoiets niet vervelend voor de lezer? Anderzijds: iemand die stottert zal exact hetzelfde meemaken, telkens opnieuw. Zoiets kan onmogelijk onbelangrijk zijn.
Ook gebeurtenissen in het verhaal hebben gevolgen voor de personages en hoe ze zich verder gedragen. Dax (hoofdpersonage uit De Valsspeler) is altijd al uitgesloten vanwege racisme, onder andere in het begin van het verhaal, dus wanneer iemand hem uitsluit met de beste bedoelingen denkt hij dat het komt door racisme. Dat kun je hem toch moeilijk kwalijk nemen! Had Dax maar geluisterd? Nee, had Gennon maar zijn mond gehouden!
Dat is goed, natuurlijk. Hierdoor gaan de personages het verhaal mee bepalen en worden ze meer dan alleen maar functioneel. Dan komen ze tot leven.
Vragen stellen
Soms willen ze het plot niet meer volgen. Dat is frustrerend, maar ook een indicatie dat er iets niet klopt. Jammer genoeg heb ik geen methode om te weten te komen wat er nu juist scheelt. Een inconsistentie in de plot, een motivatie die niet juist zit, personages die niet mee willen, een probleem met de setting, of ik die niet goed in mijn vel zit, dat ziet er allemaal hetzelfde uit: het lukt niet om te schrijven. Eenmaal ik kan uitvogelen waar het probleem zit, dan komt de oplossing meestal snel.
Waarom zou Kaj, die bang is om iets verkeerds te doen, het initiatief nemen om naar het labo van Madame Lisette te gaan? Omdat hij niet denkt dat het verkeerd is. Integendeel. Zijn vader zou zo graag hebben dat hij een echte job vond. Dat moet dus duidelijk zijn uit de tekst.
Luister naar je personages, ook als ze stotteren. Stel ze vragen. Stel jezelf vragen: waarom doet hij/zij dat? Als hij/zij dat altijd al wilde, waarom niet eerder?
Het verhaal wordt er alleen maar beter van.