Personages: voor de een komen ze op een dag spontaan het verhaal in lopen, terwijl een ander ze in laagjes opbouwt tot ze gaan leven. Ik vroeg verschillende schrijvers om te vertellen hoe personages ontstaan in hun verhalen. Deze keer: Johan Klein Haneveld over verhalen waarin ideeën belangrijker zijn dan personages.
Isaac Asimov was een van de eerste SF-schrijvers met wie ik als tiener kennismaakte en ik las al snel elk verhaal van hem dat ik tegenkwam. Over de personages uit zijn verhalen zou ik je niet veel kunnen vertellen. Ja, Susan Calvin was een wat koele psycholoog die robots behandelde, maar de verhalen waar zij in figureerde gingen nooit om haar of haar ontwikkeling. Wat ik me nog wel herinner, zijn Asimovs ideeën. De fascinerende concepten waar in de laatste paragraaf of zelfs in de laatste regel een fantastische draai aan werd gegeven. Zoals het idee van de drie wetten van de robotica, of dat van een planeet waar maar eens in de tweeduizend jaar de sterren te zien zijn, of een computer die een vraag gesteld krijgt die hij met de huidige beschikbare informatie niet kan beantwoorden…
Ontwikkeling in het genre
Ik ben een liefhebber van sciencefiction omdat ik van de ideeën houd. Moderne lezers merken op dat klassieke SF-schrijvers over ‘platte’ of ‘tweedimensionale’ personages schreven. En die kritiek is terecht. Wie een modern lezerspubliek wil bereiken, moet genoeg aandacht aan de personages in zijn of haar verhaal besteden dat ze niet op bordkarton lijken. Op de lezer moeten ze overkomen als mensen die echt kunnen bestaan, met geloofwaardige motivaties en een invoelbare manier van reageren op de wereld. Het gebruik van stereotypen (de stoere held, de slimme wetenschapper) geldt als zwaktebod. Subtiliteit in het uitwerken van de personages wordt ook gewaardeerd. Je moet de lezer niet vertellen dat je personages complex zijn, je moet het laten zien.
Deze ontwikkeling hoort volgens mij bij het volwassen worden van het SF-genre. Bij het schrijven hoort een goede spanningsopbouw aanbrengen, sfeervolle omgevingen weergeven, expositie in de tekst verwerken, metaforen vinden en spelen met subtekst, en nog heel veel andere vaardigheden. Een daarvan is het neerzetten van geloofwaardige, complexe hoofdpersonen en bijfiguren. Maar binnen de sciencefiction staat nog steeds het wetenschappelijke concept centraal en de manier waarop de wereld daardoor gevormd is. Dit geldt in elk geval voor de harde SF-verhalen die ik graag lees. Als ik ze navertel, heb ik het over de fantastische wereld, of over originele concepten. Ikzelf heb het dan niet vaak over een personage dat ik fantastisch vond (uitzonderingen daargelaten, zoals Gideon en Harrowhawk uit Gideon the Ninth). De personages moeten wat mij betreft zo diep zijn dat ze niet afleiden door hun oppervlakkigheid. Meer diepgang is luxe.
Het idee als uitgangspunt
Een verhaal begint voor mij met een idee wat betreft de wereld van het verhaal of een bepaald concept, meestal een ‘wat als?’-vraag. Vervolgens bedenk ik de wending aan het slot van het verhaal, gebaseerd op de eigenschappen van de wereld of het concept. Maar in dat einde moeten personages een doorslaggevende rol spelen – wat ze wel of niet besluiten, of ze wel of niet in actie komen, dat brengt het einde tot stand. Daarbij is er een conflictsituatie: een personage of een groep die het ene einde wil bereiken en een personage of groep die het andere einde wil bereiken. Dus bedenk ik wie daarvoor nodig zijn. Ik maak een lijstje van de vereiste hoofdfiguren en bijfiguren en voeg daar informatie aan toe: hun naam, hun motivatie in het verhaal, iets over hun karakter. Misschien voeg ik iets toe over hun uiterlijk, hun romantische of seksuele geaardheid, hun verleden, of hun hobby’s, maar in een verhaal dat draait om het idee, neig ik ertoe eerder minder dan meer karaktereigenschappen te beschrijven. Vaak zijn mijn personages alleen bezig met het overleven in een vijandige wereld of het oplossen van een probleem en dan komt, bijvoorbeeld, hun seksuele voorkeur of hun muzieksmaak niet ter sprake.
Meestal heb ik in vijf regels wel een idee gevormd van de personages en welke rol ze in het verhaal spelen. Verdere uitwerking volgt tijdens het schrijven. Hoe kan ik ze aan levendige, overtuigende dialogen laten deelnemen? Probeert iemand een collega in nood te helpen of laat hij of zij dat aan een ander over? Het gaat daarbij net als bij een overtuigende wereldbouw – daarvoor hoef je ook niet een eigen encyclopedie te schrijven. Een paar opmerkingen, een suggestie, en de lezer vult het vervolgens vanzelf in. Ik zou mijn personages nog veel dieper kunnen uitwerken. Maar waarom zou ik? Wat ik hoop, is dat een lezer enthousiast is over de wereld die ik heb verzonnen of de ideeën in mijn verhaal. Net zoals ik dat was over de concepten in de verhalen van Asimov.