We lezen boeken om voor even een ander leven te ervaren; te ontdekken hoe het zou zijn om op een andere plek of in een andere wereld te leven, gevaarlijke avonturen te beleven, of penibele sociale situaties te navigeren. Wat voor verhalen je ook schrijft, een belangrijk ingrediënt om je lezer die ervaring te geven is de emotie van je hoofdpersoon.
Laten zien of niet?
Simpelweg vertellen welke emotie het personage voelt, is nog niet genoeg om de lezer hetzelfde te laten voelen. Emoties zijn dan ook een van de onderwerpen waarbij de ‘regel’ show, don’t tell keer op keer terugkomt: laat het zien! Sommige schrijvers zijn geneigd om dat advies te letterlijk op te vatten, als een zichtbare of fysiek voelbare beschrijving: ‘ze balde haar vuisten’ of ‘het koude zweet brak hem uit’. Fysieke uitingen van emoties hebben zeker hun plaats in verhalen, maar overmatig gebruik maakt een verhaal al snel overdramatisch, afstandelijk, en zelfs saai.
In het echte leven laten de meeste mensen hun emoties niet zo duidelijk zien. Gebalde vuisten, vreugdesprongetjes en in kelen kloppende harten leggen het er daardoor vaak te dik bovenop, waardoor het personage onrealistisch of kinderachtig overkomt. Daarnaast kom je met die insteek vaak op clichés uit: zinnetjes die weinig te maken hebben met de specifieke situatie of het personage en die bovendien zo vaak gebruikt zijn dat de lezer eroverheen leest zonder mee te leven. Om écht een emotie over te brengen heb je geen handelingen of sensaties nodig, maar gedachten.
Zeg het met gedachten
In de context van emoties betekent de ‘show’ uit show, don’t tell voor mij: laat me meekijken in het hoofd van het personage. Waarom is ze boos? Omdat ze zich verraden voelt door een vriend? Omdat ze haar favoriete lunch niet kan krijgen? En welke concrete, specifieke gedachte heeft ze daarbij? Misschien wel: ‘Hoe durft hij niet te komen opdagen, na alles wat ik voor hem gedaan heb!’ Of: ‘Als morgen de gerookte zalm weer op is, kom ik hier nooit meer terug!’
De ene ‘boos’ is de andere niet. Door gedachten te beschrijven, maak je de emotie uniek voor jouw personage en voor dat specifieke moment. Dat maakt het veel makkelijker om storende herhaling van standaardzinnetjes te voorkomen, maar belangrijker nog: in plaats van een afstandelijke beschrijving nodig je de lezer uit om zelf boos, bang of blij te worden voor het personage.
Je kunt schuingedrukte directe gedachten gebruiken, filterwoorden hanteren als ‘ze vond dat …’ of, als de vertelstijl dicht op de hoofdpersoon zit, de gedachte als een soort beschrijving opnemen: ‘Hoe durfde hij niet te komen opdagen, na alles wat ze voor hem gedaan had!’ Wat het beste werkt, hangt af van je gekozen perspectief en je eigen stijl en voorkeuren.
Technieken combineren
Hoewel gedachten je krachtigste instrument zijn om emoties over te brengen, hoeven ze niet op zichzelf te staan. Door bijvoorbeeld gedachten en fysieke uitingen te combineren, verbind je de innerlijke wereld met de concrete scène. Probeer voorbij de clichés te kijken en wees specifiek. Heeft je personage een typische manier om deze emotie te laten blijken? Welke elementen uit de omgeving kun je gebruiken? Vergeet ook niet je woordkeuze. Het maakt een wereld van verschil of iemand loopt, sloft of beent; iets opraapt of weggrist. Zo kan zo’n combinatie van technieken er bijvoorbeeld uitzien:
Ze schoof met een ruk het gordijn opzij en staarde naar het eind van de straat, alsof ze met haar blik zijn auto kon laten materialiseren in het donker. Acht uur, had hij gezegd. Het was vijf voor half negen en hij had niet eens een berichtje gestuurd. Na alles wat zij voor hém gedaan had, de boodschappen, de kinderen uit school halen… In de reflectie in het raam zag ze de belastingpapieren keurig uitgestald op tafel liggen, wachtend op zijn hulp. Ze trok het gordijn dicht, draaide zich om en veegde met een schreeuw de hele klerebende op de grond.
Van alle gereedschappen om de emoties van je hoofdpersoon over te brengen, zijn gedachten de meest essentiële. Alleen daarmee kun je een generieke, afstandelijk beschreven emotie veranderen in iets concreets dat je lezer de wereld van je verhaal in sleept.