Elke schrijver is anders en wat voor de een goed werkt, kan de ander juist blokkeren. Daarom heb ik verschillende schrijvers gevraagd om te vertellen over hun unieke schrijfproces aan de hand van het thema ‘van idee naar verhaal’. Joke Adam bijt het spits af met haar cycli van plotten en schrijven.
Een verhaal bestaat uit meer dan één idee. Soms, bij kortverhalen, zijn het er drie of vier; bij boeken heb ik er honderden nodig. Gelukkig zijn ideeën niet zo zeldzaam. Ze komen naar je toe als je probeert te slapen, in de douche, onderweg of tijdens een klusje dat niet te veel aandacht vergt.
Een goed idee spreekt je aan. Dat is het enige criterium.
Mijn eerste ideeën bevatten vaak een omgeving. Soms zit er een vaag einde bij, meestal een begin. Dan zijn er personages nodig en avonturen, inzichten en conflicten. Die tracht ik te verzinnen, met lijstjes, landkaarten en tekeningen. Ik probeer een schema te maken van wat ik wil dat er gebeurt. Zoals je hier al merkt, vind ik dat een moeilijk proces. Nu zijn er specifieke ideeën nodig, niet eender wat. Ze moeten kloppen met al de rest. Meestal geef ik het halverwege op of nog eerder.
Dan schrijf ik het stuk dat al helder in mijn hoofd zit. Vaak is dat het begin. Ik schrijf tot ik vastloop. Meestal gaat dat dan over een inconsistentie, of bedenk ik een ongelooflijk simpele oplossing die het volledige conflict onderuit haalt en vraag ik me af waarom de voorouders van mijn personages daar niet opgekomen zijn. Dan haal ik mijn schema weer boven. Ik schrap wat niet meer past. Ik twijfel aan wat ik nu zou veranderen, het schema of het stuk dat ik al geschreven had.
Ik probeer precies te formuleren wat ik nodig heb om verder te kunnen schrijven. Eenmaal dat lukt dan komt mijn onderbewuste wel op de proppen met een oplossing. Dan vraag ik me soms af waarom het zo lang geduurd heeft, natúúrlijk moet het zo verder! Dan weet ik dat het goed zit.
Zo werken ideeën, volgens mij. Het zijn ervaringen, denkbeelden, ergernissen, stukken verhaal en waarnemingen die door elkaar gehusseld raken en zo iets nieuws opleveren. Om een specifiek idee te krijgen, een reden waarom Personage A toch meegaat terwijl ze logischerwijs thuis zou blijven, een verklaring waarom onze helden de eersten zijn die Plaats X bereiken… dan moet die vraag ook tussen de mengelmoes raken.
Bijna al mijn boeken zijn geschreven in zulke cycli van plotten en schrijven. Soms lijken ze helemaal niet meer op het oorspronkelijke idee. Kevin de Fantast is begonnen als ‘een sciencefictionpersonage komt terecht in een fantasy-omgeving’ maar van die fantasy-omgeving is maar weinig terechtgekomen. ‘Het Maioris-verhaal’ heeft al tientallen versies gekend, met vrijwel alleen de vriendelijke robot Maioris als constante. Dat is uiteindelijk uitgebracht als De blauwe golem.
De gelukkige uitzondering is Wereld Roel. Bij dat verhaal had ik een vrij goed idee hoe het zou aflopen en heb ik het einde eerst geschreven, nog voor ik een schema maakte. Ik ben maar één keer ernstig vastgeraakt terwijl ik dat verhaal schreef, en zelfs dan hoefde ik maar weinig te veranderen. Het einde heb ik uiteindelijk wel volledig herschreven, maar tegen dan zat alles zo goed in elkaar dat het gewoonweg uit de pen vloeide.
Zoiets wil ik opnieuw bereiken. Ondertussen ploeter ik verder langs mijn cycli van plotten en schrijven. Want zolang er een prachtig begin in mijn hoofd zit, is er geen capaciteit om eerst een einde te bedenken.