Algemene schrijfadviezen, hoe interessant ook, kunnen soms wat abstract blijven. Daarom geef ik op deze plek concrete feedback op ingezonden verhaalfragmenten. Ik analyseer wat er goed gaat in het fragment, maar wijs ook verbeterpunten aan. Ook een tekst insturen? Hier vind je details.
Het fragment
Deze keer kreeg ik een fragment opgestuurd door Liesbeth Jochemsen (www.liesbethjochemsen.nl). Het komt ongeveer uit het midden van een kort verhaal dat ze baseerde op een bestaand gedenkteken, het kruis op de Eikelhof in Overijssel.
Wat er gebeurde tussen Michielsdag en de dag dat het jaar daarna Sint Maarten werd gevierd, weet ik alleen van wat ik toevallig opving van voorbijgangers. U zult me eventuele historische onjuistheden moeten vergeven, al denk ik niet dat mijn bestaan bijzonder genoeg was om in het collectieve geheugen van de Lage Landen te zijn opgenomen. Volgens verschillende bronnen raakte Maria zwanger. Ik weet niet van wie, binnen een week na mijn dood trouwde ze met ene Alfrik aan wie ze blijkbaar al eerder beloofd was. Ze waren nauwelijks een maand verloofd toen de pastoor het huwelijk inzegende. Alfrik had een goede reden om hier haast mee te maken. Hij stond in de Eikelhof bekend als een godvruchtig man en een zwangerschap voor het huwelijk zou een schande voor hem zijn. Door snel te trouwen, kon hij zijn seksuele zonden verbergen.
Op de langste dag van het jaar werd Almar geboren. Ik zag hem voor het eerst op Michielsdag, toen Maria en Alfrik met hem een wandeling maakten. Hij was toen drie maanden oud. Ze lieten hem het kruis zien dat Almar ter nagedachtenis aan mij had moeten oprichten. Ik zal nooit zeker weten of het mijn kind was en ik heb vaak gebeden om een antwoord. Tegenwoordig schijnt dat mogelijk te zijn, al weet ik niet of uw medische kennis toereikend is bij iemand die al zes eeuwen versteend is. Ik moet waarschijnlijk nog wat langer wachten. Het geeft niet. Ik ga nergens heen en ik heb inmiddels geleerd om geduld te hebben. Ik heb toch alle tijd, daar ik niet meer sterfelijk ben. Nee, dat laatste is niet helemaal waar. Ik vermoed dat ik wederom sterfelijk ben, alleen niet zoals toen ik bekend stond als Johan Luesckens.
Liesbeth Jochemsen
Algemeen
De situatie, zodra die tussen de regels door duidelijk begint te worden, is intrigerend: de ikpersoon is op de een of andere manier getuige geweest van gebeurtenissen na zijn dood en doet eeuwen later zijn verhaal aan de lezer. Hoe de vork precies in de steel zit, wordt me uit dit fragment niet duidelijk: er staat dat hij versteend is, wat een beeld oproept van een levensecht standbeeld, en bovendien wordt geïmpliceerd dat zijn DNA daar met toekomstige technologie nog uit te halen zou kunnen zijn. Tegelijk lijkt zijn gezichtspunt verbonden aan het (stenen) kruis dat ter nagedachtenis is opgericht. Is zijn bewustzijn in dat kruis terechtgekomen? Ligt hij eronder begraven (maar waarom dan ‘versteend’) en is hij zich tot op zekere hoogte bewust van zijn omgeving? We vallen hier natuurlijk middenin het verhaal, waardoor context ontbreekt. Dat zorgt er mede voor dat het fragment wat lastig te volgen is: ik moest het meerdere keren aandachtig lezen voordat ik bovenstaande eruit kon halen.
Wat direct opvalt aan het fragment is de vertellende stijl: de ikpersoon vertelt over de gebeurtenissen, zonder dat we een concrete scène te ‘zien’ krijgen. Logisch, aangezien er een langere periode beschreven wordt en de nadruk ligt op de gedachten die de hoofdpersoon bij de situatie als geheel heeft. Wel betekent het dat de lezer veel informatie te verwerken krijgt in weinig tijd, zonder de houvast die een concreet beeld zou geven.
Bovendien wordt veel van de informatie relatief droog gebracht. Wat vindt de ikpersoon ervan dat Maria zwanger werd? Dat ze trouwde met Alfrik? Hoe is het voor hem om hen als gezinnetje te zien? Het verschil tussen een serie gebeurtenissen en een verhaal zit in de vraag wat die gebeurtenissen betekenen voor de hoofdpersoon. Als die betekenis niet duidelijk is, heeft de lezer weinig reden om meer over de gebeurtenissen te willen weten.
Details
Dat het fragment niet heel makkelijk wegleest, komt naast bovenstaande punten ook doordat een aantal zinnen verwarrend of onduidelijk zijn.
Wat er gebeurde tussen Michielsdag en de dag dat het jaar daarna Sint Maarten werd gevierd, weet ik alleen van wat ik toevallig opving van voorbijgangers. U zult me eventuele historische onjuistheden moeten vergeven, al denk ik niet dat mijn bestaan bijzonder genoeg was om in het collectieve geheugen van de Lage Landen te zijn opgenomen.
De eerste zin leest onnodig complex, en bovendien omslachtig aangezien Sint-Maarten op een vaste dag valt. ‘Sint-Maarten van het jaar daarna’ zou duidelijker zijn. Of ‘het jaar daarna Sint-Maarten’ als je extra duidelijk wil maken dat Michielsdag níét een jaar later is. Maar klopt Sint-Maarten eigenlijk wel? Verderop in de tekst is het juist Michielsdag waarop de ikpersoon weer zelf iets van de gebeurtenissen meekrijgt.
De tegenstelling die wordt aangegeven met ‘al denk ik niet’ snap ik niet helemaal. Het idee is waarschijnlijk dat historische onjuistheden niet te identificeren zijn als de informatie nooit is vastgelegd, maar dat betekent niet dat ze niet bestaan, wat dit zinsverband wel lijkt te suggereren.
Volgens verschillende bronnen raakte Maria zwanger. Ik weet niet van wie, binnen een week na mijn dood trouwde ze met ene Alfrik aan wie ze blijkbaar al eerder beloofd was. Ze waren nauwelijks een maand verloofd toen de pastoor het huwelijk inzegende. Alfrik had een goede reden om hier haast mee te maken. Hij stond in de Eikelhof bekend als een godvruchtig man en een zwangerschap voor het huwelijk zou een schande voor hem zijn. Door snel te trouwen, kon hij zijn seksuele zonden verbergen.
Na ‘ik weet niet van wie’ zou een punt horen, of misschien een ‘maar’ na de komma als dat het zinsverband is dat je zoekt.
Klopt dat trouwen wel? Afgaande op de volgende zin denk ik dat hier ‘verloofde ze zich’ moet staan.
De laatste zin lijkt in strijd met het eerdere ‘ik weet niet van wie’. Alfriks redenering is logisch, want voor de roddelaars zal het niet uitmaken of hij werkelijk de vader is of niet. Maar de formulering van die laatste zin maakt er een feit van, in elk geval in de beleving van de ikpersoon, terwijl dat juist niet zo is.
Op de langste dag van het jaar werd Almar geboren. Ik zag hem voor het eerst op Michielsdag, toen Maria en Alfrik met hem een wandeling maakten. Hij was toen drie maanden oud. Ze lieten hem het kruis zien dat Almar ter nagedachtenis aan mij had moeten oprichten. Ik zal nooit zeker weten of het mijn kind was en ik heb vaak gebeden om een antwoord.
Ik neem aan dat Alfrik het kruis heeft opgericht, niet de baby Almar. De reden voor de oprichting is me niet duidelijk, terwijl ‘moeten’ suggereert dat er wel een interessante reden achter zit. Daar komt de eerder genoemde verwarring over het gezichtspunt van de ikpersoon nog bij.
In het hele fragment komt dit stukje het dichtst bij een concrete scène. Bovendien is het een belangrijk moment voor de ikpersoon: de eerste keer dat hij het kind ziet dat mogelijk zijn zoon zou kunnen zijn! Om dat te benadrukken en om de lezer meer houvast te geven om zich te kunnen inleven, kan het mooi zijn om hier een paar beeldende details toe te voegen. Iets over het weer, de blik waarmee Maria naar haar zoontje keek, een lachje van het kind toen het naar het kruis keek (of het gaat juist huilen). Ook, of misschien wel juist, in een samenvattende stijl kunnen dat soort kleine details heel veel toevoegen.
Tegenwoordig schijnt dat mogelijk te zijn, al weet ik niet of uw medische kennis toereikend is bij iemand die al zes eeuwen versteend is. Ik moet waarschijnlijk nog wat langer wachten. Het geeft niet. Ik ga nergens heen en ik heb inmiddels geleerd om geduld te hebben. Ik heb toch alle tijd, daar ik niet meer sterfelijk ben. Nee, dat laatste is niet helemaal waar. Ik vermoed dat ik wederom sterfelijk ben, alleen niet zoals toen ik bekend stond als Johan Luesckens.
De verwijzing in de eerste zin is onduidelijk. Waarschijnlijk gaat het om achterhalen wie de vader van het kind is, maar grammaticaal gezien is er niets waar het woord ‘dat’ correct naar kan verwijzen, dus het is beter om het hier gewoon uit te schrijven: ‘schijnt het mogelijk te zijn om …’
Verwacht de ikpersoon dat hij in de toekomst zal kunnen achterhalen of Almar zijn kind was? Aan de ene kant interessant, maar aan de andere kant roept het veel vragen op. Is Almar niet allang dood? Is zijn lichaam nog wel terug te vinden? Wie gaat dat doen, aangezien de ikpersoon niet in staat lijkt tot bewegen of met levenden communiceren? En waarom is die vraag na al die tijd nog steeds zo belangrijk voor hem, eeuwen nadat alle betrokkenen overleden moeten zijn?
De laatste zin intrigeert: op welke manier dan wel? Al met al is het een boeiend concept voor een verhaal en ik ben benieuwd waar het uiteindelijk naartoe gaat.
Jouw verhaal in deze rubriek terugzien?
Ik help je graag met gratis feedback op een verhaalfragment van ongeveer 300 woorden. Klik hier voor meer informatie over het opsturen van je tekst.
Een goede en mooie feedback op een verhaal van, Liesbeth Jochemsen.
Ik heb dit verhaal van haar ook met alle aandacht en alle plezier gelezen.
Liesbeth Jochemsen is een hele goede auteur en heeft vele prachtige boeken en verhalen geschreven. Ik ben echt fan!
Suzanne van den Buijs
Ik heb het ook met veel plezier gelezen voor de feedback!