Als het gaat over het perspectief dat je kiest voor een verhaal, zullen de meesten denken aan het verschil tussen schrijven in de eerste of derde persoon. Er komt echter meer kijken bij perspectief dan welk voornaamwoord je gebruikt voor je hoofdpersoon. Voor de beleving van de lezer maakt het minstens net zo veel uit welke afstand je hanteert tussen lezer en personage.
Waar staat de camera?
In een filmbeeld zie je in één oogopslag hoe ver de camera van de acteurs af staat: zijn ze stipjes in de verte of zie je elk detail van een gezichtsuitdrukking? In geschreven tekst is ‘afstand’ een abstracter begrip. Toch voel je bij het lezen aan of je dichterbij of juist verder van een personage af staat. Inconsistenties in afstand kunnen bovendien storend werken voor een lezer, al zal die lang niet altijd de vinger kunnen leggen op wat er precies stoort.
Bij een grote afstand is het alsof de camera een paar meter van de personages af hangt en een overzicht geeft van de situatie. Dergelijke verhalen kunnen een alwetende verteller hebben, die met de gedachten en intenties van alle personages mee kan kijken, maar ze kunnen zich ook beperken tot wat er in de hoofdpersoon omgaat. In beide gevallen is het de stem van de schrijver of misschien een fictieve verteller die verslag doet van wat er gaande is.
Aan het andere eind van het spectrum staan de verhalen waarbij de camera als het ware in het hoofd van de hoofdpersoon zit, ongeacht of ze in de eerste of derde persoon zijn geschreven. De lezer beleeft alles door de zintuigen van dat personage, gekleurd door diens meningen en wereldbeeld. Om die reden werkt het storend als je ineens ook de gedachten van een ander personage zou vermelden.
Hoe ziet dat eruit?
Onderstaande teksten beschrijven dezelfde situatie met (bijna) dezelfde details. Toch voelt de ene versie afstandelijker dan de andere.
Grotere afstand:
Het kampvuur was het enige puntje licht in de wijde omtrek. De vlammen beschenen Liams gezicht en de spijkerbroekrafels op zijn hoog opgetrokken knieën. Hij verplaatste takken in het vuur zonder er aandacht voor te hebben, genietend van de rust en het geluid van onzichtbare krekels in het gras. Zijn vrienden zouden hem nauwelijks herkend hebben als ze hem hier konden zien zitten. In gezelschap was hij een luidruchtige grappenmaker, altijd in voor een feestje; niemand wist hoe hard hij deze stille momenten nodig had om weer op te laden.
Kleinere afstand:
Buiten de lichtkring van het kampvuur was de wereld zwart. Het was een welkome afwisseling na het licht en de drukte die Liam een uur geleden nog hadden omringd. Hij zat met zijn knieën hoog opgetrokken en verschoof takken in het vuur zonder echt op te letten wat hij deed. Krekels tsjirpten onzichtbaar in het gras. Zouden zijn vrienden hem herkennen als ze hem hier konden zien zitten? Liam de eeuwige grappenmaker, altijd in voor een feestje. Maar de Liam die iedereen kende zou niet kunnen bestaan zonder deze stille momenten om weer op te laden.
Aan de eerste zin kun je al zien dat de ene ‘camera’ meer een overzichtsbeeld geeft, terwijl de andere zich strikt aan het gezichtspunt van de hoofdpersoon houdt. Ook de manier waarop de hoofdpersoon wordt beschreven, draagt bij aan de afstand. Liam ziet zelf niet dat de vlammen zijn gezicht beschijnen, en ‘in gezelschap was hij een luidruchtige grappenmaker’ klinkt niet als iets wat iemand over zichzelf zou zeggen. ‘Liam de eeuwige grappenmaker’ suggereert daarentegen dat hij weet dat anderen dit beeld van hem hebben. De spijkerbroekrafels zijn voor een toeschouwer misschien een treffend detail, maar voor Liam zelf niet relevant; ik had hem er eventueel gedachteloos aan kunnen laten plukken om ze toch in het verhaal te verwerken.
Hoe doe je dat?
Er zijn allerlei kenmerken die kunnen bijdragen tot een grotere of kleinere afstand in je tekst, sommige subtiel, andere opvallender:
Grotere afstand | Kleinere afstand |
---|---|
Je kunt overzicht geven over de situatie, ook als de hoofdpersoon dat niet heeft. De mensenmassa vulde elke vierkante meter van het plein, en zij zat er middenin. | Beschrijf alles strikt vanuit het gezichtspunt van de hoofdpersoon. Ze zag niets anders dan zweterige ruggen. Hoe ver liep de menigte nog door? |
Geef indirecte gedachten weer met filterwoorden: ‘hij vond dat …’, ‘ze geloofde dat …’, etc. Ze was ervan overtuigd dat niemand haar hier zou kunnen vinden. | Geef gedachten en meningen weer als ‘feit’. Niemand zou haar hier kunnen vinden. |
Het taalgebruik van de verteller hoeft niet bij het personage te passen. Die middag hielp het kind zijn vader bij het bestraten van de voortuin. | Het taalgebruik hoeft niet exact te zijn hoe het personage iets zou zeggen, maar hoe meer het past, hoe dichterbij. Die middag mocht hij papa helpen een stoepje te maken. |
Beschrijf uiterlijk en persoonlijkheid van de hoofdpersoon zoals een ander diegene zou zien. Er is weinig verschil tussen hoe je hoofdpersoon en bijpersonages beschrijft. Hij kon zo in een chic modeblad met zijn pas gestreken pak en gepoetste schoenen. | Beschrijf uiterlijk en persoonlijkheid van de hoofdpersoon zoals die zichzelf ziet, en geef het personage een duidelijke reden om daar op dat moment bij stil te staan. Hij streek zijn jasje nog gladder dan het al was en controleerde of zijn schoenen nog vlekkeloos waren. |
Je kunt emoties en sensaties impliceren door (alleen of eerst) de reactie van de hoofdpersoon te laten zien. Zijn voet bleef haken in een gat onder de sneeuw en hij slaakte een kreet van pijn. | Focus bij emoties en sensaties op wat de hoofdpersoon voelt, en daarna pas de reactie. Pijn schoot door zijn enkel toen zijn voet bleef haken in een gat onder de sneeuw. |
Beschrijf de dingen zoals ze zijn. Elke zin in je verhaal is ‘waar’. Hij vond het moeilijk om haar aan te spreken. | Beschrijf de dingen zoals de hoofdpersoon ze ervaart. Dat kan soms een onbetrouwbare verteller opleveren. Er leek nooit een geschikte gelegenheid te zijn om haar aan te spreken. |
Wat is beter?
Verhalen waarbij de ‘camera’ in het hoofd van de hoofdpersoon zit, zijn een relatief recente uitvinding: als je naar oudere boeken kijkt, zul je vrijwel altijd een grotere afstand zien. Veel mensen hebben de neiging om dit als een objectieve vooruitgang te zien. Volgens hen is een kleinere afstand altijd beter en zou een grotere afstand voor een saaiere, onpersoonlijke tekst zorgen.
Er zijn echter ook moderne, succesvolle boeken die een grotere afstand hanteren. Een voorbeeld is Gods of Jade and Shadow (2019) van Silvia Moreno-Garcia. Ook de tijdloze boeken van Terry Pratchett zijn afstandelijker geschreven, wat bijna een vereiste is voor zijn karakteristieke humoristische stijl. Geen van beide zou ik saai of onpersoonlijk noemen, integendeel.
Wel kan een afstandelijke stijl bij sommige (beginnende) schrijvers een teken zijn dat ze het verhaal nog niet voldoende hebben uitgediept, bijvoorbeeld als ze bij de eerste versie nog vooral bezig waren om de gebeurtenissen op een rijtje te zetten. In veel van die gevallen zal meer inzoomen op de hoofdpersoon inderdaad een verbetering zijn. Daarnaast geven veel lezers er de voorkeur aan om dicht op de hoofdpersoon te zitten, hoewel er zeker ook uitzonderingen zijn.
Uiteindelijk gaat het er niet om wat volgens anderen beter is, maar wat het beste past bij jouw schrijfstijl en verhaal.
Wat een uitstekende uitleg van een fijne schrijftechniek! Dank je wel, collega.
Wat leuk om te horen, dank je!